Reiszoeker

Reizen naar Thailand

Bevolking Thailand

De bevolking van Thailand telt naar schatting 70 miljoen inwoners. Thailand is een redelijk ontwikkeld land met een goede infrastructuur en grote steden. De hoofdstad Bangkok is veruit de grootste stad, met een populatie van meer dan tien miljoen mensen, en is daarmee de enige miljoenenstad in Thailand. Chiang Mai is de tweede stad met 155.000 inwoners. Ongeveer 75% van de Thaise bevolking zijn etnische Thai, 11% heeft Chinese voorouders, en de rest bestaat uit verscheidene minderheidsgroeperingen (o.a. Indiërs, Maleisiërs).

In het noorden en westen van Thailand wonen diverse bergstammen. Van alle volkeren in de Thaise maatschappij zijn zij het minst geaccepteerd en geassimileerd. Elke stam heeft zijn eigen taal, gewoontes, klederdracht en spirituele gedachten. De meeste stammen zijn half-nomaden en zijn de afgelopen 200 jaar geëmigreerd uit Tibet, Myanmar en China. Andere groepen zijn al veel langer in Thailand. De bergstammen in het noorden van Thailand vormen een toeristische trekpleister.

De Karen (Yang of Kariang) komen van oorsprong uit Myanmar en zijn in aantal (320.000 mensen) de grootste minderheid. Onder de Karen vindt men boeddhisten, christenen en animisten. Er komen nog steeds vanuit Myanmar Karen de Thaise grens over, vluchtend voor het regime daar. Er zijn vier Karen-groepen: de Witte Karen, Pwo Karen, Zwarte Karen (Pa-O) en Rode Karen (Kayah). Deze namen verwijzen naar de dominante kleur bij hun veelkleurige klederdracht. De Karen zijn bekwame zilversmeden, en hun weef- en borduurwerk is prachtig van kwaliteit. Ze passen het zogenaamde ikat-werk toe; de draden worden vóór het weven in een bepaald patroon geverfd. De verfstoffen daarvoor zijn het geheim van het dorp; er worden slechts natuurlijke stoffen gebruikt.

De Yao (Mien) zijn artiesten in zilver- en borduurwerk. De vrouwen dragen zwarte jasjes en broeken, gedecoreerd met borduurwerk en rode 'bontachtige' kragen, en op hun hoofd grote blauwe of zwarte tulbanden. Bij feestelijkheden dragen de Yao zilveren sieraden. Hun nederzettingen zijn vaak bij bergbronnen tussen de 1000 en 1200 m hoogte. De huizen zijn gemaakt van bamboe en de daken reiken bijna tot aan de grond. De vloer wordt (behalve in het slaapgedeelte) onbedekt gelaten. Zij verbouwen rijst, maïs en opium. Van oorsprong komen de Yao uit Centraal-China. De Chinese karakters worden ook nu nog gebruikt om de Yao-taal te schrijven. De Yao hebben een diep vooroudergeloof en 'aanbidden' belangrijke voorwerpen en geesten. Medische hulp is er onbekend. Bij geboorte, ziekte of overlijden komt de toverdokter, die helpt door het uitspreken van magische formules en het verrichten van rituele handelingen. De Yao zijn vrij in hun seksuele beleving. Jonge mensen kunnen openlijk en vrij seks bedrijven, en het is niet noodzakelijk om te trouwen. Vrouwen mogen van de ene naar de andere man gaan en zijn bij de verschillende ouders welkom. Onwettige kinderen worden hartelijk in de families opgenomen. Toch vinden er ook traditionele trouwerijen plaats, waarbij een bruidsschat wordt betaald door de bruidegom. Er wonen zo'n 22.600 Yao in Thailand, verspreid over 105 dorpen, voornamelijk in de omgeving van Chiang Rai.

De Meo (Hmong, Miao of Maew) zijn animisten. Ze komen van origine uit Zuid-China en zijn in aantal (37.500 leden, verspreid over 148 dorpen) de tweede groep van Thailand. Ze leven gewoonlijk in berggebieden en plateaus boven de 1000 m. Er zijn blauwe of zwarte, witte en gestreepte Meo. Deze drie groepen spreken dezelfde taal en kunnen het goed met elkaar vinden. De kleur houdt verband met de kleding die ze dragen. Hun klederdracht bestaat uit simpele zwarte jasjes en zwarte of indigo wijde broeken met gestreepte randen of indigo rokken, en zilveren sieraden. De meeste vrouwen dragen hun haar in een grote knot. De Meo staan bekend als zilversmeden en wevers. Opvallend zijn de holle zilveren armbanden, waarvan ze er soms drie of meer dragen. Ook zijn het zonder overdrijven de grootste naaldkunstenaars: wie het borduur- en appliquéwerk ziet, zal dat graag in zijn bezit willen hebben. De Meovrouwen doen het zware werk en jagen op wild in de bossen. De mannen vermaken zich in en rond het dorp en velen roken opium. Polygamie is toegestaan. Wat betreft de seksuele beleving houdt men er dezelfde gewoonten op na als de Yao. De Meo verbouwen rijst, maïs en opium.

De Lahu (Musoe) komen van oorsprong uit Tibet en de Chinese provincie Yunnan. In Thailand leven 72.000 Lahu verspreid over 160 dorpen, voornamelijk in de driehoek Chiang Mai - Chiang Rai - Mae Hong Son. Hun bamboe huizen zijn eenvoudig en bestaan uit slechts één ruimte. Zes - negen palen dragen wanden en dak. In het midden is een haardvuur waarop gekookt wordt. Anders dan bij de Meo en de Yao werken de mannen lange dagen op de velden. Ze verbouwen dezelfde producten als de Meo. De vrouwen helpen mee op de akkers, maar houden zich voornamelijk bezig met de kinderen. Ook zijn ze zeer bekwaam in weven en borduren. Van jonge meisjes wordt verwacht dat ze hun eigen huwelijkskleding en die van hun bruidegom maken. De mannen zijn zeer handvaardig in het maken van landbouwwerktuigen en gebruiksvoorwerpen. Ook maken ze prachtige sieraden. De vrouwen van de Lahu dragen zwarte en rode jasjes en strakke rokken. De mannen hebben heldergroene of blauwgroene wijde broeken. Ook de Lahu hebben verschillende groepen, die verwijzen naar de dominante klederdrachtkleur (rood, wit, geel, zwart). Ze zijn bij toeristen ook bekend om hun prachtige rijkelijk gekleurde schoudertassen. Lahu zijn animisten en christenen.

De Akha (I-kaw of Igor) komen uit de Chinese provincie Yunnan en wonen tegenwoordig in paalhuizen verspreid over Thailand, Laos, Myanmar en Zuid-China. De stam telt in Thailand circa 49.000 leden en woont verspreid over 94 dorpen. Hun huizen staan vaak hoog op een heuvel, ver van een waterbron en om water te halen moeten ze naar beneden. De huizen van de Akha zijn net zo gebouwd als die van de Meo en de Yao, alleen hebben ze een plankier boven de grond als vloer. Er is een apart gedeelte in huis voor de mannen en een apart deel voor de vrouwen. Akha zijn herkenbaar aan de onafscheidelijke pijp, een puntig soort hoofdtooi en een soort jak dat over het blote lichaam wordt gedragen. De halssieraden van de Akha zijn plat en massief. Aan een halsband hangt doorgaans een grote ronde zilveren schijf; aan hun hoofdtooi dragen ze trossen zilveren munten. Ook de Akha zijn goede wevers. Het zijn animisten, die aan voorouderverering doen. Voor ieder Akhadorp staat een poort met aan weerszijden houten poppen, die dienen om de geesten buiten het dorp te houden. In regeringskringen beschouwt men de Akha als de meest primitieve groep. Ze kunnen lezen noch schrijven en het schijnt ze ook niet te interesseren. Vaak verbouwen ze opium voor hun eigen consumptie.

De Lisu (Lisaw) is een klein volk van circa 28.000 mensen, verspreid over 80 dorpen. Ze komen oorspronkelijk uit Tibet. Lisu bouwen woningen op heuveltoppen die zijn omgeven door andere heuvels, zodat ze hun 'vijanden' kunnen zien aankomen en zelf voldoende beschut zijn. De varkensstal, kippenren en paardenstal worden tegen de huizen aan gebouwd. Opvallend in de Lisudorpen zijn de bamboe waterleidingen, die water vanaf vergelegen waterbronnen naar het dorp voeren, vaak kilometers lang. De Lisu verbouwen rijst en maïs, maar ook grote hoeveelheden papaver. De Lisumannen gebruiken echter heel wat minder opium dan de Meo, bij wie veel verslaving voorkomt. De vrouwen dragen lange veelkleurige tunieken over hun broeken en soms zwarte tulbanden. Zware zilveren sieraden completeren het kostuum. De mannen doen qua kleding niet onder voor de vrouwen; ook hun kleren zijn veelkleurig en ook zij dragen sieraden. Sommige mannen dragen één oorring. De vrouwen hebben het niet gemakkelijk in een Lisugemeenschap, want ze worden vaak als slaven behandeld. Het huwelijksfeest wordt uitgebreid gevierd, maar daarna is het uit met de pret. Van de vrouwen wordt verwacht dat ze hard werken, zich nergens mee bemoeien en niet klagen. Seks voor het huwelijk is algemeen, net als de vrijheid in keuze van een huwelijkspartner.